Schadesoorten

Faunaschade:
Faunaschade is schade aan de land- & bosbouw, visserij, verkeersveiligheid en de volksgezondheid veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten. Elke diersoort heeft een bepaald gedrag en kan op een bepaalde manier schade aanrichten. Vaak komen verschillende vormen van schade tegelijk voor, zoals bevuiling, aanpikken, vertrappen (dichtslempen van de grond), enzovoorts. Het is dan eenvoudiger om dit aan te duiden met een verzamelterm: vogelschade. Er is directe en indirecte schade te onderscheiden.
 
Soorten (directe) faunaschade:
  • Vraatschade: Kort na het inzaaien kunnen gewassen uit de grond worden gepikt door duiven, fazanten, eenden, kraaien en meeuwen. Graslanden kunnen worden afgegraasd door grote aantallen zwanen, ganzen, smienten en meerkoeten. Ganzen gaan ook naar akkers. Edel- en damhert, ree, haas en konijn kunnen de stam en de takken van (vrucht-)bomen zo aanvreten, dat deze niet goed meer groeien en minder vruchten voortbrengen. Als de planten worden aangevreten, krijgen ook minder zacht fruit, land- en tuinbouwgewassen. Wanneer de te oogsten producten rijp zijn kunnen eenden en duiven, maar ook zwijnen producten als granen, erwten en mais komen opeten.
  • Schilschade: Zoogdieren vreten soms de onderstammen van vruchtbomen of de hele stam van jonge bomen rondom kaal. Het is ze alleen te doen om de bast. Ze schillen de boom dus. Via de bast gaan vocht en voedingsstoffen naar alle delen van de boom. Een boom zal in zijn groei worden geremd of zelfs doodgaan zodra de bast is beschadig of weggevreten. Via de open "schilwonden" kunnen ook boomziekten eenvoudiger binnendringen.
  • Veegschade: Reëen en edelherten schuren hun gewei langs stammen en takken om de bast van het gewei kwijt te raken (vegen), of om hun territorium af te bakenen. Daarbij worden de bomen beschadigd.
  • Bevuiling: Vogels die in grote aantallen neerstrijken, vreten niet alleen aan de gewassen, ze poepen er ook op. Ganzen, zwanen en eenden kunnen zo vooral grasland en duiven bijzoorbeeld spruitkool bevuilen. Koeien weigeren het bevuilde gras als eten, waardoor de veehouder voer moet inkopen.
  • Vertrappen: Wanneer veel vogels zich in een klein gebied ophouden, kan de bodem worden dichtgetrapt. Wanneer de ontwatering niet in orde is, zal de bodem verslempen: slijkerig worden (door het teveel aan water) en hard worden (bij een tekort aan water). Gewassen kun dan niet meer groeien. Edelherten, reëen en wilde zwijnen willen graanvelden weel eens als dagverblijf gebruiken. Waar ze aan het rollen en dollen zijn geweest, is het graan haast niet meer te oogsten en gaan heel wat korrels verloren.
  • Wroetschade: Wilde zwijnen in de grond op zoek naar voedsel: zaden, knollen, insekten, engelingen, maden en andere eiwit houdend voedsel. Aardappel- en maisakkers hebben hier vaak onder te lijden. Wanneer zwijnen naar insecten zoeken, draaien ze de graszoden vaak haast om.
  • Graafschade: Konijnen en muskusratten graven hele gangenstelsels, waardoor ze wegen en dijken ondermijnen. Voor ons waterrijke landje merendeels gelegen onder de zeespiegel een ernstig risico.
  • Schade door aanrijdingen en of botsingen: wanneer er aanrijdingen met grotere zoogdieren plaatsvinden of tussen vliegtuigen en (zwermen) vogels is de optredende directe schade vaak aanzienlijk. Wanneer er gevolgschade optreedt (bijvoorbeeld door het neerkomen van een vliegtuig) kan die oplopen tot enorm. Wanneer een hoge populatiedichtheid van een faunasoort (zwijnen, (dam-)herten, reëen of ganzen) is ontstaan, is een directe toename van het schadebedrag door aanrijdingen en botsingen een onontkoombaar en duidelijk meetbaar gevolg.
  • Schade voor volksgezondheid: Bij hoge populatiedichtheid kunnen risico's voor de volksgezondheid door de hogere kans om overdracht van ziektekiemen van dier op dier en van dier op mens ontstaan. Voorbeelden zijn vervuiling van open zwemwateren door uitwerpselen van eenden- en ganzensoorten, vogelgriep, varkenspest, ziekte van lyme, etc. etc.

De mens (faunabeheerder én boer/grondgebruiker) nemen daarin hun verantwoordelijkheid door schadebeperkende maatregelen te treffen, waaronder ook de maatregelen om de populaties te beheren en de aantallen terug te brengen tot voor de maatschappij (de mens) aanvaardbare niveaus. De grondgebruiker neemt de gewone bedrijfsmatige maatregelen, zoals het goed afdekken van kuilvoer, het plaatsen van knalapparaten, vogelverschrikkers, afrastingen, boombeschermingen maar ook het toestaan van de jacht en faunabeheer.

Wanneer jacht en faunabeheer door de grondgebruiker (jachthouder) wordt toegestaan, gaat een deel van deze verantwoordelijkheid over naar de jager. Die wordt dan verantwoordelijk voor een deel van de schade, wanneer hij zijn faunabeheer niet of onvoldoende uitvoert.

Faunaschade.
Alleen wanneer grondgebruiker en jager hun verantwoordelijkheiden correct invullen, kan bij desondanks optredende faunaschade schadevergoeding worden aangevraagd en toegekend. Per grondgebruikers kan de geleden schade stevig oplopen. Zodanig zelfs, dat een grondgebruiker wordt bedreigt in zijn economische overlevingskansen als bedrijfsmatig grondgebruiker. Inmiddels worden jaarlijks totaal vele miljoenen euro's aan faunaschade uitgekeerd.
 
Meer informatie: www.faunafonds.nl
Dank zij de toestemming van het faunafonds kan op de volgende pagina's worden doorgelinkt naar de betreffende, actuele informatie op de Website van het faunafonds.Wij zijn daar het faunafonds bijzonder erkentelijk voor.


De wildbeheereenheid is de vereniging van lokale jachthouders en jagers die uitvoering geeft aan verantwoord en duurzaam wildbeheer.